Een
van de mooiste verhalen in het boekje No
Fun Torso Plurex is die over de totstandkoming van de eerste en enige
single van Tits op het Plurex label in 1978. Sam Tjioe werkt in de platenzaak
van RAF aan de Amsterdamse Rijnstraat, destijds druk bezocht door disc jockeys
en labelmanagers met een interesse in nieuwe muziek. Een van de vaste klanten
is de dan 17-jarige Wally van Middendorp. Op een dag komt Wally de winkel binnen
met een zelfgemaakte poster waar in grote letters op staat Tits – We’re so glad
Elvis is dead. Niet lang daarna vraagt iemand van Phonogram aan Tjioe of hij
nog lokale punkbands kent die voor het label interessant zouden kunnen zijn.
Tjioe wijst hem daarop op de poster met de mededeling dat er een fantastische
nieuwe band is, Tits. Bij het volgende bezoek van Van Middendorp aan de winkel
vraagt Tjioe hem of hij kan zingen, want ze gaan een single maken. Tjioe vraagt
een paar muzikanten die hij kent om voor twee nummers muziek te maken en Van
Middendorp stort zich op de teksten. De eerste regel van We’re so glad Elvis is dead heeft hij in ieder geval al en de rest
volgt snel. Voor de b-kant laat hij zich inspireren door een oudere man die hij
vaak in cafés ziet in het gezelschap van een jonge punk. Dit resulteert in Daddy is my pusher. Als Phonogram
uiteindelijk besluit dat de nummers toch niet bij het label passen, besluiten
Tjioe en Van Middendorp de single dan maar zelf uit te brengen. Daartoe richten
ze Plurex op. Middendorps broer Rob biedt aan het hoesje te ontwerpen en de
eerste single op Plurex is een feit.
In
deze anekdote zitten al direct bijna alle belangrijkste spelers in de
geschiedenis van de punklabels Plurex en No Fun. RAF was het centrum waar het
allemaal begon. Wally van Middendorp en Tjioe staan aan de basis van Plurex en
Tits en zullen daarna het Plurex label verder uitbouwen. Daarnaast is er Hansje
Joustra die winkelmanager is bij RAF. Hij begint eind 1978 aan de Rozengracht
een filiaal van RAF, gespecialiseerd in punk, onder de naam No Fun. Een label
met dezelfde naam volgt niet lang daarna. Uiteindelijk verschijnen er op het
label in 1978 en 1979 vier singles, waarna de naam veranderd wordt in Torso. Dat
wordt begin jaren tachtig weer overgenomen door de Amsterdamse platenzaak Boudisque
en gaat zich dan richten op buitenlandse alternatieve muziek. Plurex gaat
langer door en houdt uiteindelijk in 1983 op.
Aanvankelijk
verkopen de eerste singles op No Fun en Plurex niet bijster goed. Enkele
belanden uiteindelijk zelfs in de uitverkoopbakken bij RAF waar ze voor 20 cent
(0,10 euro) weg mogen. Wie op dat moment zijn slag heeft geslagen is spekkoper.
Inmiddels zijn de eerste singles op Plurex en No Fun collector’s items waar
verzamelaars soms wel 200 euro voor neertellen. Het Japanse reissue label 1977
Records brengt er ook een aantal opnieuw uit in kleine oplages van 500
exemplaren.
Begin
dit jaar verscheen op Pseudonym, vooral bekend van heruitgaves van Nederlandse
beatmuziek en psychedelica uit de jaren zestig en begin jaren zeventig, de
verzamelaar I don’t care, met daarop alle singles verschenen op No Fun en de
eerste drie singles op Plurex, aangevuld met een niet uitgebrachte single van
Ton van der Meer. De plaat geeft een goede indruk van de Nederlandse punk in de
beginperiode. Voor een deel zijn het gelegenheidsbands die niet meer dan een
single hebben uitgebracht, zoals God’s Heart Attack, Helmettes, Tits,
Mollesters en Filth. Uitzonderingen zijn Mecano Ltd., dat later als Mecano
verder zal gaan en de Groningse band Subway, die in een andere bezetting al
eind jaren zestig actief waren, maar tien jaar later aanhaken bij de
punkbeweging en naast de single ook nog een lp uitbrengen. Wat bij beluistering
van de plaat vooral opvalt is dat de Nederlandse punk, in tegenstelling tot
haar Engelse voorbeelden, tekstueel veel minder maatschappijkritisch is. Ook muzikaal
is het niveau hoger dan je zou verwachten, wat waarschijnlijk te maken heeft
met het inschakelen van sessiemusici bij de opnames. Bovendien blijken de
meeste nummers de tand des tijds met gemak doorstaan te hebben en klinken ze opvallend
fris en goed opgenomen. De term amateuristisch is hier absoluut niet van
toepassing. Op de achterkant van de hoes zijn de hoesjes van de singles
afgebeeld en op de binnenkant van de uitklaphoes staat een mooi stuk van
NRC-muziekjournalist Jan Vollaard.
Wie
aan dit verhaal niet genoeg heeft en ook wil weten wat er na 1978 op Torso en Plurex
werd uitgebracht, is er het boekje van Oscar Smit (ooit redacteur van het tijdschrift
Vinyl) en Leonor Faber-Jonker (auteur
van No Future Nu, waarin ze de
geschiedenis van de Nederlandse punk beschrijft). Het boek is origineel van
opzet in de zin dat in korte lemma’s alle bands die op de labels verschenen behandeld
worden, voornamelijk aan de hand van citaten van de bandleden zelf. Dit levert
de nodige mooie anekdotes op zoals die waarmee dit stuk begint. Het boekje
bevat daarnaast ook informatie over andere betrokkenen, zoals ontwerper Joost
Swarte die labels, hoesjes en logo’s ontwierp voor No Fun en Torso. Ook de
voorzijde van de hoes van I don’t care is van zijn hand. De vormgeving van het
boekje past perfect bij het onderwerp maar is met name in de titels en kopteksten
niet altijd even leesbaar. Bij sommige bandnamen moet je wel drie keer kijken wat
er nu eigenlijk precies staat. Dit kleine manco wordt echter ruimschoots
goedgemaakt door de zeer lezenswaardige teksten.
Voor
wie zich in een keer op de hoogte wil stellen van de beginperiode van de
Nederlandse punk zijn plaat en boekje een onmisbaar koppel, die bovendien
gelijktijdig geconsumeerd kunnen worden.
André
Nuchelmans
Various
Artists: I don’t care: The No Fun and
Plurex Singles (LP, Pseudonym)
Smit,
Oscar en Leonor Faber-Jonker: No Fun
Torso Plurex: Flashback to the punk and post-punk era. Amstelveen/Corfu:
Black Olive Press. Verkoopprijs: € 15,-. 30 exemplaren met prentjes van Joost
Swarte & Max Kisman. Verkoopprijs: € 75,-. De boekjes zijn te bestellen via
blackolivepress@xs4all.nl.
Oorspronkelijk verschenen in Platenblad, nr. 219, 16 april t/m 27 mei 2016