Al heel wat jaren keert de top 10 van 30 jaar geleden terug in het laatste nummer van het jaar van Platenblad. Dit jaar is de titel van dit blog enigszins misleidend aangezien er in mijn top 10 ook een cd is binnen geslopen. Opvallend is dat drie platen uit mijn top 10 in geen enkele andere inzending voor kwamen: nota bene mijn nummer 1, Alain Bashung en Chris Whitley. Geloof niet dat dit eerder het geval was. Ze weten niet wat ze missen!
1. Beasts of Bourbon – The Low Road
2. Nirvana – Nevermind
3. Bashung – Osez Joséphine
4. My Bloody Valentine – Loveless
5. Teenage Fanclub – Bandwagonesque
6. Dinosaur Jr – Green Mind
7. Screaming Trees – Uncle Anesthesia
8. Chris Whitley – Living With The Law
9. The Comedown – The Comedown
10. Green On Red – Scapegoats
Er vielen er dit jaar nogal een paar buiten de boot,
de keuze was moeilijk. Zo haalden Drivin’ N Cryin’ met Fly Me Courageous,
Smashing Pumpkins met Gish, Soundgarden met Badmotorfinger en Uncle Tupelo met
Still Feel Gone de top 10 net niet. Het blijft toch altijd een verrassing welke
platen hun impact bewaren na de waan van de dag of in dit geval het jaar. Zo
stond slechts de helft van de platen uit mijn top 10 begin januari 1992 in de
platenkast en is er een pas dit jaar aan toegevoegd. Dat blijft ook altijd het
leuke aan het samenstellen van een lijst dertig jaar nadat de platen verschenen
zijn.
Het Australische stelletje ongeregeld dat op nummer 1
staat haalt met The Low Road hun revanche voor 1990, toen ze met Black Milk een
zwabberende plaat afleverden. In topvorm zijn ze, vanaf de opener Chase The
Dragon tot de toepasselijke afsluiter Goodbye Friends. Andere hoogtepunten zijn
de cover Ride On, origineel van hun landgenoten AC/DC, maar Tex Perkins en zijn
companen op het lijf geschreven, net als de Stonescover Cocksucker Blues.
Nevermind sloeg in 1991 in als een bom. Pakkende
nummers met een hook, waarbij de adrenaline omhoog schoot. Een plaat die
meermalen op repeat op de platenspeler belandde en waarbij ik me veelvuldig in
het zweet gedanst en gesprongen heb. Parijzenaar Alain Bashung leerde ik pas
later kennen, zo rond de millenniumwisseling, maar inmiddels staat er een
aardig rijtje in de platenkast. Hij nam het album op in Memphis, Brussel en
Parijs, waarbij hij lokale musici inschakelde. Een uiterst sfeervol album, met
een aantal verrassende covers, poëtische Franse teksten en op het titelnummer
een heerlijke slide. Grappig om te zien dat hij ongeveer gelijktijdig met Arno
en diens toenmalige partner Marie Laure Béraud in Brussel in de studio moet
hebben gezeten toen die respectievelijk Charles et les Lulus en TURbigo 12-12
opnamen: Roland van Campenhout speelt op alle drie de platen gitaar en Adriano
Comino de accordeon.
My Bloody Valentine belandde pas in oktober dit jaar
in de verzameling, maar maakte direct een onuitwisbare indruk. Dat deed
Bandwagonesque al eerder. Teenage Fanclub levert een prachtig en origineel
eerbetoon aan Alex Chilton en Big Star, die op hun beurt weer teruggrepen op
The Beatles. Tot in de puntjes perfect geproduceerd en ijzersterke nummers, die
direct blijven hangen, maar nimmer gaan vervelen. Dat geldt evenzeer voor Green
Mind van Dinosaur Jr, dat eigenlijk meer een soloalbum van J Mascis is. Die nam
bijna alle instrumenten voor zijn rekening, slechts op 3 nummers bijgestaan
door Dinosaurdrummer Murph. Lou Barlow richtte zich op zijn eigen band Sebadoh.
Alhoewel Soundgarden de top 10 net niet haalde, is
zanger Chris Cornell toch vertegenwoordigd via de Screaming Trees. Als
achtergrondzanger en producer stond hij Mark Lanegan en de gebroeders Conner
bij op hun vijfde langspeler, die de opmaat vormt voor het een jaar later
verschenen Sweet Oblivion. Chris Whitley valt de eer te beurt om als eerste cd
een plaats in mijn top 10 te behalen. Het lijkt er op dat ik daarbij toch net
wat strengere criteria hanteer dan bij vinyl. Maar Whitley voldoet daar met
zijn fabuleuze gitaarspel en zang ruimschoots aan. Zelden leverde iemand zo’n
doorleefd debuut af. De dooddoener dat je pas de blues kunt spelen en zingen
als je diep in de ellende zit, lijkt hier echter zeker op zijn plaats, ‘It’s
hard living with the law’.
De Utregse band The Comedown is de Nederlandse
vertegenwoordiger in de top 10. De band rond zanger Ronald Visser,
verantwoordelijk voor bijna alle teksten en muziek, had al een aantal
aanstekelijke, op de sixties geënte singles op haar naam, voor ze in 1991 hun
eerste en enige lp afleverde, op het lokale Keltlabel. Van alle markten thuis,
maar als gemeenschappelijke noemer lekker spiechedelisch.
Scapegoats van het duo Dan Stuart en Chuck Prophet
onder de naam Green On Red sneeuwde destijds enigszins onder in al het
gitaargeweld uit de Verenigde Staten. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld Smashing
Pumpkins en Soundgarden blijkt de plaat toch beter bestand tegen de tand des
tijds.
Beste live LP uit 1991 is Weld van Neil Young en Crazy
Horse, die de lijn ingezet op Ragged Glory ook live nog eens lekker
doortrekken. Alhoewel destijds allemaal de veertig gepasseerd, doen ze
geenszins onder voor de jongere garde die ze inspireerden. Als toef op de taart
ging de dubbel cd-versie vergezeld van een cd uitsluitend gevuld met feedback.
Slave To The Grind van Skid Row komt als beste hardrockalbum uit de bus: Get
The Fuck Out!