Op 20 juni 2020 wordt Constant Meijers gebeld met de mededeling dat Don Henley hem wil begroeten na afloop van een concert van The Eagles in de Ziggo Dome. Ze hebben elkaar voor het eerst begin jaren zeventig, in de tijd dat Meijers hoofdredacteur van Muziekkrant Oor was, ontmoet, maar het contact was de laatste decennia enigszins verwaterd. Na veel geharrewar en over en weer contact met diverse mensen om Henley heen, wordt geregeld dat Meijers en Henley elkaar kunnen ontmoeten. Hij posteert zich tegen het einde van het concert in de coulissen op een strategische plek waar Henley wel langs moet komen op weg naar de uitgang. Na een paar toegiften verlaat de drummer als eerste het podium aan de achterkant en herkent Meijers. Meijers omhelst hem en na een kort gesprek zegt Henley ‘Well, I just wanted to thank you for everything’, stapt in de gereedstaande bus en laat een enigszins verbijsterde Meijers achter. De zin houdt hem bezig en leidt er uiteindelijk toe dat hij achter de laptop kruipt en een stuk schrijft over zijn belevenissen met The Eagles.
Het blijkt de aanzet voor de 350 pagina’s die Hotel California telt, waarin de voormalig hoofdredacteur terugblikt op zijn jaren als popcriticus. Dat waren vooral de jaren zeventig, de jaren dat het rock ‘n’ rollcircus zijn hoogtijdagen vierde. Meijers stapte aan het begin van de rit in en verliet het circus een paar jaar na de opkomst van punk als reactie op de gezapigheid waar de rockmuziek in terecht gekomen was. De aardige jongens uit de begintijd waren inmiddels miljonair en wisten bij God niet wat ze met al dat geld aan moesten. Het vele touren om de geldstroom gaande te houden eiste zijn tol en leidde tot excessief drugs- en alcoholgebruik en zette de verhoudingen tussen bandleden op scherp. Van de aardige jongens was tegen die tijd niet veel meer over. Precies die ontwikkeling schetst hij in het openingsartikel naar aanleiding van de ontmoeting met Henley op de voor hem herkenbare manier.
Die manier kenmerkt zich doordat Meijers zich opstelde als een soort cultureel antropoloog die veldonderzoek deed volgens de methode van participerende observatie. Hij probeerde deelgenoot te worden van de artiesten, trok met ze op, nam een trekje van een rondgaande joint en later een lijntje coke, kwam bij ze thuis, luisterde naar ze als ze het moeilijk hadden en voorzag ze, afwijkend van de participerende observatie, van adviezen over hun carrière. Het is een stijl waar je van moet houden, want Meijers is onderdeel van het verhaal. Het gaat niet alleen over de artiesten, maar ook over Meijers zelf en de manier waarop er met journalisten wordt omgegaan. Dat is, zeker in de beginjaren, erg amicaal, al vergt het wel enig doorzettingsvermogen en branie van de journalist. Meijers weet zich bijna overal naar binnen te werken, dankzij het netwerk dat hij gestadig opbouwt. Dat levert veel leuke verhalen op, die soms ook helemaal niet over de muziek gaan, maar wel een indruk geven van het wereldvreemde leven van popmuzikanten in die tijd. Ze zijn allemaal op zoek naar erkenning. Als ze die niet krijgen ligt dat aan een ander en als het ze lukt en ze zijn succesvol is dat meestal het begin van het einde.
Zoals al gezegd bestrijkt het boek vooral de jaren zeventig en de muzikanten die in die periode actief waren. Een aantal daarvan zal de jongere generaties niets zeggen, zoals Tim Hardin, Brian Eno, Todd Rundgren of Lee Dorsey. Daarmee lijkt de schrijver zich dan ook vooral op zijn leeftijdgenoten te richten en laat dat nu precies de lezers van Platenblad zijn. Ik heb het boek in ieder geval achter elkaar uitgelezen en genoten. Als Neil Youngfan is dat sowieso geen probleem want die loopt als een rode draad door het boek. Opkomende verliefdheid wordt bij Meijers begeleid door liedjes van Young, net als de deceptie na de afwijzing. Ik moet bekennen dat het me erg bekend voorkomt.
Ondanks dat het merendeel van de stukken over popmuziek in de jaren zeventig gaat, zijn ze erg afwisselend. Niet alleen qua lengte, maar ook wat betreft het onderwerp. De stukken naar aanleiding van interviews en belevenissen worden afgewisseld met beschrijvingen van de opkomst van de popjournalistiek, de concurrentie met andere muziekbladen en het zakelijke wel en wee in die branche. Meijers belandt, als student Theaterwetenschappen, in de popjournalistiek en schopt het binnen een paar jaar tot hoofdredacteur van Muziekkrant Oor, om uiteindelijk na een overname door Elsevier aan de kant geschoven te worden.
In de jaren tachtig trekt hij zich geleidelijk uit de popmuziek terug, al wordt hij door zijn ‘vrienden’ nog regelmatig backstage uitgenodigd als ze in het land zijn. Zijdelings blijft hij bij de popjournalistiek betrokken. Zo begeleidt hij Wessel van Diepen als die in 1989 op bezoek gaat in Michael Jackson’s Neverland en verdiept hij zich in de jaren negentig uitgebreid in het leven van Elvis’ manager Colonel Parker, alias Dries van Kuijk, met het idee er een musical of documentaire over te maken. Ook verschijnt hij met enige regelmaat aan de tafel bij Matthijs van Nieuwkerk als een popcoryfee uit de jaren zestig of zeventig in het land is of de pijp aan Maarten geeft.
Het getuigt van eerlijkheid dat hij eind jaren zeventig tijdens de opkomst van punk toegeeft dat al die ‘nieuwe muziek’ niets voor hem is. Of zoals hij schrijft: ‘Reinigend vermogen van binnenuit, dat is je ware rock-’n-roll. Maar plezier beleef ik er niet aan. Hier begint een volgende generatie aan haar eigen revolutie en om me daarbij aan te sluiten vind ik niet geloofwaardig. Je kunt niet twee keer jong zijn. Ik leg me erbij neer dat ik van hippie een ‘oude hippie’ word, zoals een aantal van de nieuwe, jonge medewerkers me toevoegt.’ Gelukkig zijn er genoeg ‘oude hippies’ die van zijn verhalen kunnen genieten.
Verschenen in: Platenblad, nr.265, 29 januari t/m 11 maart 2022, p. 33-34.
Constant Meijers – Hotel California & andere
rock-‘n-roll verhalen
Mooks Publishing, ISBN 9789082309058
Prijs: € 29,95
Geen opmerkingen:
Een reactie posten