zaterdag 2 december 2017

LP top 10 1987

Vandaag viel het Platenblad met de lijstjes van 1987 op mat, dus de Replacements nog maar eens opgezet!




1. The Replacements – Pleased To Meet Me
2. Opal – Happy Nightmare Baby
3. Claw Boys Claw – Crack My Nut
4. Spacemen 3 – The Perfect Prescription
5. The Jesus & Mary Chain – Darklands
6. Green On Red – The Killer Inside Me
7. The Cult – Electric
8. Guns n’ Roses – Appetite For Destruction
9. The Gun Club – Mother Juno
10. The Screaming Trees – Even If And Especially When

Een goed gitaarjaar, 1987! De plaat die er het lekkerste inhakt is zonder twijfel Pleased To Meet Me van The Replacements. De adrenaline druipt er vanaf. Het begint al direct goed met I.O.U. en gaat zo, met een kleine adempauze in Nightclub Jitters, door om op het laatst weer even gas terug te nemen in Can’t Hardly Wait. De naamgever van het nummer Alex Chilton, speelt zelf ook nog een riedeltje mee op die afsluiter en levert zelf in 1987 het onsamenhangende en krakkemikkige High Priest af. Pleased To Meet Me bevat bovendien de eerste op vinyl vastgelegde gitaarpartijen van de zoon van producer Jim Dickinson, Luther, op Shooting Dirty Pool. Kurt Cobain moet deze plaat wel gehoord hebben, want de titel van de opener van kant 2, Never Mind, kan niet alleen toevallig de titel van de tweede plaat van Nirvana zijn, ook de zang toont opvallend veel overeenkomsten. Dickinson wist de juiste sfeer te creëren om dit stelletje dronkenlappen tot een optimale prestatie aan te zetten.

Opal, het samenwerkingsverband van ex-Rain Parade gitarist en zanger David Roback en ex-Dream Syndicate bassiste Kendra Smith, is een stuk ingetogener, maar met een even prominente rol voor de gitaar. Is kant 1 in de Marc Bolan-/T Rexstijl, op kant 2 ontwikkelt de band meer een eigen geluid dat af en toe naar stonerrock  neigt dan weer valslijk lief klinkt, zoals op de titelsong. Het is de enige officiële langspeler van de band. Later verschijnt er nog wel een verzamelaar met singles en onuitgebracht materiaal. Laat ontdekt maar zeer de moeite waard.

Claw Boys Claw trekt de stijgende lijn van voorgaande platen door en komt met een lp waarvan het speelplezier en de vette gitaarriffs afknallen. Te Bos zingt en schreeuwt dat het een lieve lust is, terwijl Cameron los gaat op de stuwende ritmesectie Bobbie Rosini en Marius Schrader. De toon wordt direct gezet met het opzwepende Teenage Heart Attack en zo doorgetrokken tot Gimme a Break. Ook live was de band dat jaar op een hoogtepunt, een genot om te aanschouwen. 

Spacemen 3 staat pas sinds dit jaar in de platenkast. Perfect Prescription verschilt hemelsbreed van de voorganger. De opener ligt nog in het verlengde, maar daarna gaat het tempo omlaag en beland je in een soort trance. Niet verwonderlijk, aangezien deze conceptelpee een drugservaring beschrijft en dat is de heren zo te horen goed bevallen. Hetzelfde geldt voor de tweede van The Jesus and Mary Chain. Zo hard als ze op de eerste lp te keer gingen, zo rustig begint Darklands om pas bij het derde nummer, het prachtige Happy When it Rains de versterkers richting 10 te draaien.

Op 6 de opvolger van No Free Lunch Today van Green on Red. Na het productieve voorafgaande jaar waarin tevens Gas Food Lodging verscheen, de moeilijke taak om minimaal aan de kwaliteit van de voorgangers te voldoen. Dat is zeker gelukt, mede dankzij, net als bij The Replacements, de rol van Jim Dickinson als producer. Chuck Prophet eist de aandacht meer op dan op de voorgangers en dat komt het groepsgeluid zeker ten goede. Dan Stuart snauwt er weer lekker zeurdiger en klagerig op los. Er deugt weinig van het leven en de wereld en veel beter lijkt het allemaal ook niet te worden, lijkt de algemene boodschap.

Voor het betere hardrockwerk moet je in 1987 bij The Cult en Guns n’ Roses zijn. The Cult heeft zich langzaam uit de alternatieve gitaarhoek, waar ze ten tijde van The Southern Death Cult, nog in zaten, opgewerkt tot een geoliede krachtmachine. Dat is niet in de laatste plaats te danken aan de heerlijke gitaarsalvo’s van Billy Duffy. Zanger Ian Ashbury schetst in zijn teksten mythische taferelen, schuwt de actualiteit niet in Peace Dog en sluit menige zin af met een heerlijk gesnauwd Yeah. En het mooiste is dat het beste nog moet komen. Guns n’ Roses sluit daar op hun debuut perfect bij aan, al hoor je de hardrockinvloeden hier beter in terug. Ook hier weer een lekkere opener, Welcome to the Jungle, die nauwelijks meer te overtreffen is. Het blijft toch prachtig hoe het genre zich telkens dankzij een paar jonge honden weer opnieuw weet uit te vinden.

Na een kort, minder geslaagd soloavontuur, heeft Jeffrey Lee Pierce The Gun Club weer nieuw leven ingeblazen samen met Kid Congo Powers. Mother Juno haalt het dan niet bij de voorganger The Las Vegas Story maar is toch weer een typische Gun Clubplaat, die de moeite waard is. Helaas de laatste, want daarna verzandt het allemaal.

1987 was ook het jaar van het debuut van The Screaming Trees. Het zal voor het laatst zijn dat we Mark Lanegan horen lachen tijdens een nummer, maar Grunge kondigt zich aan en zal mede dankzij deze plaat en het debuut van Soundgarden uit hetzelfde jaar een plaats als afzonderlijk genre weten te veroveren. Dat zal ook Neil Young weer uit zijn electronicaslaap wakker maken. Life bevat al wel weer aardig wat kenmerkende gitaarsolo’s van de oude dinosaurus, maar de synthesizerlaag die er overheen ligt, verpest het grotendeels. The Screaming Trees verdrongen met nipt verschil de eerste langspeler van de Zweedse Nomads van de laatste plaats, maar Hardware kent toch net iets te weinig afwisseling, al is de door J.L. Pierce geschreven opener Call off your Dogs een instant klassieker. De opvolgers van countryjongehonden Dwight Yoakam en Steve Earle hebben de jaren niet overleefd, al blijven het leuke platen. Mooiste single van 1987 is Alone van Heart.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten