1. The Replacements – Pleased To Meet Me
2. Opal – Happy Nightmare Baby
3. Claw Boys Claw – Crack My Nut
4. Spacemen 3 – The Perfect Prescription
5. The Jesus & Mary Chain – Darklands
6. Green On Red – The Killer Inside Me
7. The Cult – Electric
8. Guns n’ Roses – Appetite For Destruction
9. The Gun Club – Mother Juno
10. The Screaming Trees – Even If And Especially When
Een goed gitaarjaar, 1987! De plaat die er het lekkerste
inhakt is zonder twijfel Pleased To Meet Me van The Replacements. De adrenaline
druipt er vanaf. Het begint al direct goed met I.O.U. en gaat zo, met een
kleine adempauze in Nightclub Jitters, door om op het laatst weer even gas
terug te nemen in Can’t Hardly Wait. De naamgever van het nummer Alex Chilton,
speelt zelf ook nog een riedeltje mee op die afsluiter en levert zelf in 1987
het onsamenhangende en krakkemikkige High Priest af. Pleased To Meet Me bevat
bovendien de eerste op vinyl vastgelegde gitaarpartijen van de zoon van producer
Jim Dickinson, Luther, op Shooting Dirty Pool. Kurt Cobain moet deze plaat wel
gehoord hebben, want de titel van de opener van kant 2, Never Mind, kan niet
alleen toevallig de titel van de tweede plaat van Nirvana zijn, ook de zang
toont opvallend veel overeenkomsten. Dickinson wist de juiste sfeer te creëren
om dit stelletje dronkenlappen tot een optimale prestatie aan te zetten.
Opal, het samenwerkingsverband van ex-Rain Parade gitarist
en zanger David Roback en ex-Dream Syndicate bassiste Kendra Smith, is een stuk
ingetogener, maar met een even prominente rol voor de gitaar. Is kant 1 in de
Marc Bolan-/T Rexstijl, op kant 2 ontwikkelt de band meer een eigen geluid dat
af en toe naar stonerrock neigt dan weer
valslijk lief klinkt, zoals op de titelsong. Het is de enige officiële
langspeler van de band. Later verschijnt er nog wel een verzamelaar met singles
en onuitgebracht materiaal. Laat ontdekt maar zeer de moeite waard.
Claw Boys Claw trekt de stijgende lijn van voorgaande platen
door en komt met een lp waarvan het speelplezier en de vette gitaarriffs
afknallen. Te Bos zingt en schreeuwt dat het een lieve lust is, terwijl Cameron
los gaat op de stuwende ritmesectie Bobbie Rosini en Marius Schrader. De toon
wordt direct gezet met het opzwepende Teenage Heart Attack en zo doorgetrokken
tot Gimme a Break. Ook live was de band dat jaar op een hoogtepunt, een genot
om te aanschouwen.
Spacemen 3 staat pas sinds dit jaar in de platenkast.
Perfect Prescription verschilt hemelsbreed van de voorganger. De opener ligt
nog in het verlengde, maar daarna gaat het tempo omlaag en beland je in een
soort trance. Niet verwonderlijk, aangezien deze conceptelpee een drugservaring
beschrijft en dat is de heren zo te horen goed bevallen. Hetzelfde geldt voor
de tweede van The Jesus and Mary Chain. Zo hard als ze op de eerste lp te keer
gingen, zo rustig begint Darklands om pas bij het derde nummer, het prachtige Happy
When it Rains de versterkers richting 10 te draaien.
Op 6 de opvolger van No Free Lunch Today van Green on Red.
Na het productieve voorafgaande jaar waarin tevens Gas Food Lodging verscheen,
de moeilijke taak om minimaal aan de kwaliteit van de voorgangers te voldoen.
Dat is zeker gelukt, mede dankzij, net als bij The Replacements, de rol van Jim
Dickinson als producer. Chuck Prophet eist de aandacht meer op dan op de
voorgangers en dat komt het groepsgeluid zeker ten goede. Dan Stuart snauwt er
weer lekker zeurdiger en klagerig op los. Er deugt weinig van het leven en de
wereld en veel beter lijkt het allemaal ook niet te worden, lijkt de algemene
boodschap.
Voor het betere hardrockwerk moet je in 1987 bij The Cult en
Guns n’ Roses zijn. The Cult heeft zich langzaam uit de alternatieve
gitaarhoek, waar ze ten tijde van The Southern Death Cult, nog in zaten,
opgewerkt tot een geoliede krachtmachine. Dat is niet in de laatste plaats te
danken aan de heerlijke gitaarsalvo’s van Billy Duffy. Zanger Ian Ashbury
schetst in zijn teksten mythische taferelen, schuwt de actualiteit niet in
Peace Dog en sluit menige zin af met een heerlijk gesnauwd Yeah. En het mooiste
is dat het beste nog moet komen. Guns n’ Roses sluit daar op hun debuut perfect
bij aan, al hoor je de hardrockinvloeden hier beter in terug. Ook hier weer een
lekkere opener, Welcome to the Jungle, die nauwelijks meer te overtreffen is.
Het blijft toch prachtig hoe het genre zich telkens dankzij een paar jonge
honden weer opnieuw weet uit te vinden.
Na een kort, minder geslaagd soloavontuur, heeft Jeffrey Lee
Pierce The Gun Club weer nieuw leven ingeblazen samen met Kid Congo Powers. Mother
Juno haalt het dan niet bij de voorganger The Las Vegas Story maar is toch weer
een typische Gun Clubplaat, die de moeite waard is. Helaas de laatste, want
daarna verzandt het allemaal.
1987 was ook het jaar van het debuut van The Screaming
Trees. Het zal voor het laatst zijn dat we Mark Lanegan horen lachen tijdens
een nummer, maar Grunge kondigt zich aan en zal mede dankzij deze plaat en het
debuut van Soundgarden uit hetzelfde jaar een plaats als afzonderlijk genre weten
te veroveren. Dat zal ook Neil Young weer uit zijn electronicaslaap wakker
maken. Life bevat al wel weer aardig wat kenmerkende gitaarsolo’s van de oude
dinosaurus, maar de synthesizerlaag die er overheen ligt, verpest het
grotendeels. The Screaming Trees verdrongen met nipt verschil de eerste
langspeler van de Zweedse Nomads van de laatste plaats, maar Hardware kent toch
net iets te weinig afwisseling, al is de door J.L. Pierce geschreven opener
Call off your Dogs een instant klassieker. De opvolgers van countryjongehonden
Dwight Yoakam en Steve Earle hebben de jaren niet overleefd, al blijven het
leuke platen. Mooiste single van 1987 is Alone van Heart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten