donderdag 28 november 2013

Platenzaakstickers #123


Decor
Modes & Grammofoonplaten
Hattem Dalfsen

Op hoes Nick Cave & the Bad Seeds, EP, Straight To You, Mute P12 Mute 140 (Promo) (Verenigd Koninkrijk, 1992)

Wederom eentje uit de platenkast van Jeroen van de Beek. Een combinatie die nog niet eerder aan bod kwam in dit blog: mode en muziek. Mijn eerste echte platenzaak, De Waterput in Bergen op Zoom, combineerde ook kleding met grammofoonplaten. Als de eigenaar daar al het woordje mode voor durfde te gebruiken, had daar ook het woord alternatief voor gemoeten. De eigenaar van Decor gaat zelfs een stapje verder en gebruikt het in het meervoud, een allemansvriend of gewoon van alle markten thuis?
Meer over De Waterput en het assortiment aldaar is te lezen in mijn blog over de platenzaken die mijn leven veranderden. Opvallend is dat waar De Waterput nog steeds bestaat, maar zich nu volledig op muziek richt, Decor de andere kant op is gegaan. Althans als Decor Clothing in Hattem een voortzetting is van Decor.
Wat vooral aan de sticker opvalt, is dat hoewel die dateert uit 1992 of later er geen sprake is van cd's, terwijl dat in die tijd toch de meest voor de hand liggende geluidsdragers waren. Een zware tijd voor de ware vinylliefhebber, die gelukkig achter de rug is! En dus schijnbaar aan de inwoners van Hattem en Dalfsen voorbij is gegaan en dat allemaal dankzij Decor.

woensdag 20 november 2013

Platenzaakstickers #122


Foto-fono Van Leeuwen
Europaplein
Beverwijk
Tel. 34832

Op voorzijde hoes, Tom Jones, LP, I Who Have Nothing, Decca SKL 5072 (Verenigd Koninkrijk, 1970)

De tweede platenzaaksticker uit Beverwijk, na sticker 10 van Molenaar. Al wijst nader onderzoek uit dat er in Beverwijk geen Europaplein is, wel in Heemskerk dat in het noorden aan Beverwijk grenst. Welke logica achter dit dwaalspoor zit is mij helaas niet geheel duidelijk.
De combinatie van foto- en fonoartikelen is vormgegeven in de sticker, waar zowel in foto als in foto een aan het onderwerp gerelateerd beeld is verwerkt. De foto annex platenzaak is een bekend verschijnsel in dit blog. Boudisque begon ooit onder een fotozaak en ook de keten Capilux en Foto Disco Van den Boogaart in Den Haag combineerden fotografie met geluidsdragers.

Aan de hoes van de LP viel me nog wat anders op. Op de achterkant, rechts bovenin, is een ronde uitsparing met daarnaast Red-Mono LK 5072 en Blue-Stereo SKL 5072. Ik ben in het bezit van de stereoversie aangezien de uitsparing blauw is.

 
 
Het blauw is afkomstig van de binnenhoes. Hoe je hem ook in de buitenhoes moffelt, altijd kleurt het vlakje blauw. Daar is over nagedacht.
 
 
En mocht je nog twijfelen of kleurenblind zijn, dan staat het in koeienletters op de binnenhoes: STEREO! Een ingenieus systeem, waardoor Decca met één buitenhoes, zowel de stereo- als de monoversie op de markt kon brengen. Wel opletten dat er geen plaat in zit, als het gaatje er in gemaakt wordt!

zondag 17 november 2013

Dino Valenti: ‘The Underground Dylan’

 
 
Wie Dino Valenti al kent, legt waarschijnlijk direct de link naar Quicksilver Messenger Service, de band die samen met The Grateful Dead en Jefferson Airplane een van de vertegenwoordigers van de San Francisco scene in de jaren 60 is. Valenti was betrokken bij de oprichting maar trad pas op de vierde LP Just for Love tot de groep toe en voerde direct de boventoon. De LP wordt over het algemeen gezien als overgeproduceerd en valt bij de Quicksilver fans van het eerste uur in ongenade vanwege het nasale stemgeluid van Valenti en de zoetsappigheid van zijn nummers. Valenti maakte echter in 1968 ook een solo-LP, Dino Valente, die in geen enkel opzicht op het Quicksilverwerk lijkt. De LP was lange tijd bijna onvindbaar en dus onbetaalbaar. Tompkins Square bracht dit jaar een heruitgave op vinyl op de markt, zodat dit pareltje weer verkrijgbaar is. Een mooie gelegenheid om Valenti’s muzikale carrière en zijn solo LP onder de loep te nemen.
 
Circus is coming to town
 
Valenti werd op 7 oktober 1937 geboren als Chester William ‘Chet’ Powers. Zijn ouders waren rondreizende circusartiesten en Chet leerde al op jonge leeftijd van zijn vader ukelele spelen. Als kind doet hij al mee bij de Hootchy Cootch (een stripshow) van zijn ouders als kaartverkoper. Later heeft hij zijn eigen handeltje aan de rand van het circusterrein. Echt aangetrokken tot een circusbestaan voelt hij zich echter niet. De rondreizende artiesten die zich af en toe bij het ‘carnival’ aansluiten, vindt hij bijzonder interessant. Als zijn vader overlijdt, besluit de dan 17-jarige Chester het circusleven achter zich te laten en meldt zich aan bij de US Air Force. De eigenzinnige Powers houdt het daar echter niet lang vol, vooral het aanpassen aan de autoriteit van meerderen druist tegen zijn aard in. Binnen een jaar staat hij dan ook alweer op straat. Als reden wordt gegeven dat ‘Chester Powers is able of doing everything he sets his mind to, however, he thinks that the whole United States Air Force should conform to his way of thinking.’ Veel mensen die later met hem samengewerkt hebben, zal deze beschrijving herkenbaar voorkomen.
 
New York City here I come
 
Chet gaat terug naar zijn moeder en broer en zus, maar zal daar niet lang blijven. Volgens zijn broer, stelt moeder Powers Chet voor de keuze tussen een kappersopleiding of een gitaar, waarbij hij voor het laatste kiest. Hij trekt naar New York, voorziet onderweg via optredens in zijn onderhoud en neemt en route de naam Dino Valenti aan. Het is dan de tweede helft van de jaren 50. Met zijn zelfgeschreven nummers trekt hij langs de koffiehuizen, waar hij in de begintijd het podium deelt met Lenny Bruce, Jack Kerouac, Allen Ginsburg en Bill Cosby. Hij komt in contact met ene Bobby Zimmerman en maakt al snel naam als een virtuoos op de 12-snarige gitaar. Hij vormt korte tijd een duo met Fred Neil en vindt aansluiting bij de Greenwich Village folkscene. Daar leert hij soortgelijke artiesten als Karen Dalton en Richie Havens kennen en krijgt de bijnaam ‘underground Dylan’ omdat hij als een van de weinigen geen platencontract heeft. Na een paar jaar heeft hij het optreden in de koffiehuizen wel gezien en lift Kerouac-style naar de westkust.
 
Dino Valenti in New York
 
 
Go West Young Man
 
In 1963 arriveert hij in Los Angeles waar hij met optredens probeert voet aan de grond te krijgen. In deze tijd schrijft hij het hippie-anthem Get Together, dat al snel door het Kingston Trio tot een hit wordt gemaakt en later ook opgenomen wordt door onder andere We Five,  The Dave Clark Five, H.P. Lovecraft, Jefferson Airplane en Youngbloods. Ook claimt hij in die tijd, onterecht zoals later zal blijken, het copyright op Hey Joe. De stad bevalt hem echter maar matig en hij trekt in 1964 verder naar San Francisco, waar de sfeer beter bij hem past. Hij neemt voor Elektra een single op, Birdses, maar dat levert hem vooralsnog niet meer op dan bekendheid binnen kleine kring. Daartoe behoort onder andere David Crosby, die hem aanvankelijk bij de Byrds probeert te krijgen. Een van de vele geruchten die de ronde doen is dat zij zich vernoemd hebben naar het nummer van Valenti. Dino heeft echter zo z’n eigen plannen en gaat niet op het aanbod in. Crosby is danig onder de indruk van de muzikale kwaliteiten van Valenti en ook op andere vlakken kunnen de twee het goed met elkaar vinden. Ze liggen beiden goed in de markt bij de dames en hebben een meer dan gemiddelde interesse in geestverruimende middelen.
Niet lang na zijn aankomst in San Francisco weet Tom Donahue hem te strikken voor zijn Autumn Records. Valenti neemt voor het label een LP op die echter nooit wordt uitgebracht. Als hij daarna John Cippolina en Jim Murray leert kennen, ontstaat al snel het idee om als groep verder te gaan onder de naam Quicksilver Messenger Service. Dino loopt over van de plannen, maar voor de groep heeft kunnen repeteren, wordt hij opgepakt voor drugsbezit en verdwijnt voor onbepaalde tijd achter de tralies. Cippolina en Murray komen kort daarna David Freiberg (ook een bekende van Crosby) tegen, die zijn gevangenisstraf er net op heeft zitten, en samen met Casey Sonoban op drums en Skip Spence op gitaar gaat Quicksilver Messenger Service verder.
 
Going solo
 
 
Ook over de gevangenisstraf van Valenti zijn verschillende verhalen in omloop. Er wordt beweerd dat hij voorafgaand aan het proces, tijdens een proefverlof, weer wordt gepakt met wat joints in zijn bezit en vervolgens voor langere tijd wordt veroordeeld. In deze versie verkoopt hij de rechten op Get Together aan de manager van The Kingston Trio, om met de opbrengsten een advocaat te kunnen betalen die hem eerder uit het gevang weet te krijgen. Een andere versie is dat hij tot 11 maanden wordt veroordeeld en de rechten op Get Together al in Los Angeles heeft verkocht. In beide versies staat Valenti in 1967 weer als vrij man op straat en loopt al snel tegen de leden van Quicksilver aan. Hij treedt af en toe met de band op, maar heeft zijn zinnen op een solocarrière gezet. Wel levert hij voor het gelijknamige debuutalbum van Quicksilver Messenger Service een nummer, Dino’s Song. De naam en de verhalen over de muzikale kwaliteiten van Valenti gonzen inmiddels rond in San Francisco en Epic wil hem graag contracteren, maar Valenti wil dit alleen op zijn eigen voorwaarden doen. Uiteindelijk is het Clive Davis die hem voor het label weet te strikken en de eisen van Valenti inwilligt. Vrij snel daarna beginnen de opnames voor Valenti’s solo LP onder leiding van Jack Nitzsche. Valenti neemt de nummers solo in de studio op en Nitzsche voorziet ze achteraf van uitgebreide arrangementen, zoals hij dat gewend is. Als de opnames klaar zijn en Valenti de eindmix hoort, is het toch niet wat hij in zijn hoofd had en weigert akkoord te gaan met het uitbrengen. De plaat moet opnieuw opgenomen worden en vanzelfsprekend met een andere producer. Een van de geruchten is dat hij Clive Davis, na beluistering van de Nitzsche-opnames, midden in de nacht opbelt, om hem de huid vol te schelden en de plaat terug te trekken. Om de opnames in goede banen te leiden, wordt Bob Johnston aangetrokken, die al de nodige ervaring met notoire lastpakken als Bob Dylan en Johnny Cash had. Het eindresultaat is de enige LP die Valenti onder zijn eigen naam maakt.
 
Valenti in de studio met Bob Johnston
 
De tien nummers die gelijkmatig over beide plaatkanten zijn verdeeld zijn voor het merendeel solonummers van Valenti, die zichzelf op zijn 12-snarige gitaar begeleidt. De LP ademt de typische sfeer van het eind van de jaren 60. De teksten gaan over de liefde en sprookjesachtige taferelen met eenhoorns. Valenti verplaatst zich daarbij regelmatig in zijn vrouwelijke aanbidders en hoe die tegen hem aankijken. Dat hij niet bepaald een minderwaardigheidscomplex heeft, blijkt wel uit de tekst in het openingsnummer Something New: ‘You tell me your guy doesn’t turn you on anymore. Here’s a tower straight and tall. Something to run to when you fall. You don’t  have to cry babe.’  Ook een titel als Children of the Sun past uitstekend in de tijdgeest en doet bij vlagen denken aan For What it’s Worth van The Buffalo Springfield als Valenti zingt ‘You better stop, take a look around’. Het laatste nummer op kant 1, Me and My Uncle is het enige dat niet door Valenti zelf is geschreven maar door John Philips van The Mamas and Papas. Het zal later een vast onderdeel op het live-repertoire van Grateful Dead worden en staat ook op de gelijknamige dubbel live LP uit 1971. Door de variatie in stijlen op Dino Valente van jazzy via folk naar pop, gaat de plaat geen moment vervelen. Ondanks die variatie in stijlen vormen de tien nummers een duidelijke eenheid, wat waarschijnlijk op het conto van Bob Johnston kan worden geschreven. Alles klinkt even prachtig. Dino’s stem is sfeervol in de echo gedrenkt en ook zijn 12-snarige gitaar is van de nodige spacy effecten voorzien. De plaat sluit geheel in stijl af met het psychedelische Test (een verwijzing naar de acid tests die toen in San Francisco werden georganiseerd?).
 
Trouble Man
 
Als je de plaat beluistert krijg je al snel het idee dat het leven met Dino Valenti in het middelpunt het paradijs op aarde moet zijn geweest. Achter de schrijver van lieftallige hippiesongs als Get Together en Children of the Sun schuilt echter ook een dwingeland, die volledig aan de eerder geciteerde beschrijving uit het Air Force rapport voldoet. Het verhaal over zijn telefoontje naar Clive Davis is daar een goed voorbeeld van. Richie Unterberger besteedt er in het hoofdstuk over Valenti in zijn boek Urban Spacemen and Wayfaring Strangers uitgebreid aandacht aan. Zo zijn er diverse sessieartiesten, waaronder bassiste Carol Kay, die de studio verlieten zonder een noot gespeeld te hebben, alleen omdat zij de luimen van Valenti niet verdroegen of op het verkeerde moment de verkeerde opmerking maakten. Er wordt dan ook veelvuldig verwezen naar zijn telefoontje met Clive Davis als de oorzaak voor het floppen van de LP. Toen de plaat uiteindelijk klaar was, was hij nauwelijks verkrijgbaar. Clive Davis zou Bob Johnston alleen ingehuurd hebben om de plaat af te krijgen. Zo voldeed Epic aan de contractuele verplichtingen jegens Valenti, waarna hij zo snel mogelijk de laan uit gestuurd werd. Ook de foutieve naamsvermelding op de plaat, Valente in plaats van Valenti, valt binnen deze samenzweringstheorie. Feit blijft dat de plaat tot de cd-release in 1998 nauwelijks te vinden was. Met de heruitgave op Tompkins Square is de oorspronkelijke mono versie weer op vinyl verkrijgbaar.
 
Playing in the Band
 
Uiteindelijk levert het soloproject Valenti niets op en is hij weer terug bij af. In 1969 staat hij weer bij een optreden van Quicksilver Messenger Service op het podium. Maar lang zal de hereniging niet duren. Onrustig als Valenti is, begint hij samen met Quicksilver gitarist Gary Duncan een nieuw avontuur. Samen vertrekken ze naar New York om daar een nieuwe band, Outlaws, te beginnen. Hij verhaal begint een herhaling te worden als ook dit uiteindelijk op niets uitloopt en Duncan en Valenti zich tijdens een concert van Quicksilver in New York weer op het podium bij hun oud-collegae vervoegen. Ditmaal blijft het niet bij een keer. Zowel Duncan als Valenti treden weer tot de gelederen van de Messenger Service toe en reizen met de band naar Valenti’s favoriete oord, Hawai, om daar een nieuwe LP op te nemen. Het resultaat, Just for Love, is op een nummer na, geheel met songs van Valenti gevuld. De meeste schreef hij onder het pseudonym Jesse Oris Farrow. De grootheidswaanzin is zo ongeveer van de credits op de binnenkant van de uitklaphoes af te lezen. Valenti is ‘world’s most magical brat, alias The Hammer’, Duncan is ‘world’s most funky Saint’ en Freiberg is ‘world’s most cuddly devil’. Valenti staat niet voor niets bovenaan in het lijstje. Uit alles blijkt dat hij met zijn komst ook het leiderschap van de band heeft opgeëist en dat is aan het eindresultaat goed te horen. De plaat bevat nog wel een hitje in Valenti’s Fresh Air, een glad geproduceerd countryrock nummer. Ook de volgende LP, What about me, bevat voornamelijk materiaal van Valenti. Een deel van de nummers is afkomstig van de sessies voor Just for Love. Het titelnummer wordt weer een bescheiden hit, maar het spannende en dynamische van de eerste drie platen is er af. Quicksilver maakt nog drie platen en er verschijnt nog een verzamelaar, maar dan houdt het in 1975 definitief op.
 
Valenti op de binnenhoes van Just for Love
 
 
Lost Recordings
 
Valenti verdwijnt, zoals meer iconen uit de sixties scene in San Francisco, in de obscuriteit. Hij keert zelfs weer terug naar het circusbestaan, maar heeft zijn gitaar altijd binnen handbereik. Hij treedt nog wel regelmatig op en neemt ook nog songs op, maar er zal niets meer van hem verschijnen. In 1986 ondergaat hij een hersenoperatie en op 16 november 1994 komt hij vrij plotseling te overlijden. Dino’s zoon Joli beheert zijn vaders nalatenschap en vertolkt af en toe zijn nummers. Het is bij zo’n optreden dat er iemand uit het publiek op hem afstapt en vertelt een tape te hebben met oude opnames van zijn vader. Niet lang daarna duikt er nog een tape op. Vanwege veelvuldige verhuizingen en een reizend bestaan sloeg Valenti veel spullen her en der in San Francisco in kluisjes en opslagplaatsen. Zelf wist hij op een gegeven moment niet meer waar wat was opgeslagen en zo raakten onder andere tapes met opnames zoek. Op basis van de twee gevonden tapes stelde zijn zoon de verzamelaar Get Together: the Lost Recordings samen die materiaal uit de periode 1964-1970 bevat. Het materiaal dateert van zijn begintijd in San Francisco tot de officiële toetreding tot Quicksilver Messenger Service. Het is niet allemaal even sterk, maar er zitten ook een paar absolute prachtnummers tussen. Voor liefhebbers van zijn solo LP een must.
 
 
 
Leesvoer
 
Ben Fong Torres: ‘Dino Valente’. In: Rolling Stone, February 1, 1969.
Richie Unterberger: Urban Cowboys and Wayfaring Strangers: Overlooked Innovators and Eccentric Visionaries of ’60s Rock. Backbeat Books, 2000.
 
Luistervoer
 
Dino Valente: Dino Valente. Tompkins Square, 2013 (TSQ 2929)
Dino Valenti: Get Together … The Lost Recordings. Missing Vinyl, 2010 (MV 025)
 
 
Verschenen in Platenblad, nr. 199, p. 28-29

donderdag 14 november 2013

Platenzaakstickers #121


Sinfonia
68, Champs Elysées
Tél Elysées 53 60
Livres Disques Radio
Paris Londres New-York

Op achterzijde hoes en label, Georges Brassens, 7", Philips  432.067 NE (Frankrijk, 1956)

Soms ontmoeten twee afwijkingen elkaar. Bijgaande sticker is daar het resultaat van. Tijdens het invoeren van een nieuw verworven EP van de heer Brassens in mijn collectie op Discogs bleek op de afbeelding van mijn in te voeren uitgave een sticker te staan. En nog wel op twee plaatsen: een zeldzaamheid!
Een internationale winkel, Sinfonia, met vestigingen op twee continenten en het Europese vasteland en het Verenigd Koninkrijk. Aan de gebruikelijke combinatie platen en radio voegt Sinfonia boeken toe. Zoals te verwachten bestaat de winkel niet meer. In een artikel in het Engelse dagblad The Telegraph van 14 oktober van dit jaar haalt


 
 
Aangezien hier nog geen sprake is van andere artikelen, zou je kunnen concluderen dat ergens in 1956 of 1957 boeken en radio's aan de nering van Sinfonia zijn toegevoegd. In het verslag is nog meer beeld opgenomen, onder andere van een pamflet waarop staat dat de winkel in 1928 begonnen is.
 



maandag 11 november 2013

Platenzaakstickers #120


Vaalburg
Huishoudelijke artikelen
Speelgoed
Drogisterij
Tel. 52216
Castricum

Op achterzijde hoes, Rainman, LP, Rainman, Negram NQ 20.038 (Nederland, 1971)

Uit de collectie van Jeroen van de Beek, deze sticker van de winkel van Vaalburg met een gevarieerd aanbod. Niet eerder kwam ik de combinatie huishoudelijke artikelen, speelgoed en drogisterij tegen. In mijn beleving zouden de platen op alle drie de afdelingen kunnen staan! Rainman was het soloproject van Q65-gitarist Frank Nuyens. Dat wetende, lijkt het het meest logisch dat de vinylafdeling aan de drogisterij gelieerd was.
Het familiebedrijf Vaalburg begon in 1957 met een levensmiddelenwinkel, die later uitgebreid werd met huishoudelijke artikelen en campingartikelen, een logische toevoeging in de contreien van Castricum! Later kwamen daar de drogisterij en een (afzonderlijke?) speelgoedwinkel bij. De drogisterijartikelen verdrongen al snel de andere artikelen (zou dat ook iets over Castricum zeggen?). Bleven over de drogisterij en de speelgoedwinkel, waarvan de drogisterij in januari 2008 de deuren sloot, de speelgoedwinkel ging nog even door. Zo berichtte De Castricummer van 3 januari in datzelfde jaar op pagina 8.
Momenteel zit in het oude winkelpand van de drogisterij op Torenstraat 28 kunstgalerie Streetscape.


donderdag 7 november 2013

Platenzaakstickers #119


Muziekhandel
C.A. van Buytene
Binnenwatersloot 16
Delft
Telefoon 23853

Op achterzijde hoes Wally Tax, LP, Love In, Philips XPY 855 038 (Nederland, 1967)

Uit de collectie van Frans Zeem deze sticker uit Delft, de tweede na de sticker van Discover.
'Muziekhandel Van Buytene is een familiebedrijf dat al zeventig jaar garant staat voor deskundigheid in klassieke muziek. Onze zaak ligt aan een fraaie Delftse gracht, op een steenworp afstand van het station. Een ideaal startpunt voor een bezoek aan de sfeervolle oude binnenstad', zo meldt de website van Muziekhandel Van Buytene.
In een nog niet zo ver verleden bevatte het aanbod bij Van Buytene ook populaire muziek getuige het exemplaar van de eerste solo LP van Wally Tax van de Amsterdamse Outsiders dat uit deze winkel komt. De winkel had aanvankelijk ook muziekinstrumenten in het aanbod. Tegenwoordig beperkt Van Buytene zich tot cd's en dvd's en het verhuren en stemmen van vleugels en piano's. Maar het is al heel wat dat de familie Van Buytene het hoofd boven water heeft weten te houden. Dat is bij de meeste zaken die in dit stickerblog aan bod zijn gekomen niet het geval, en dat ook nog op hetzelfde adres!
Een lemma op de Delftse Wikipedia vertelt de geschiedenis van het bedrijf. In het winkelpand was voor Van Buytene er begon een slagerij: 'De troggen en vleeshaken zijn er nog.' De huidige eigenaar, Cor van Buytene, is zoon van de oprichter de muziekwinkel, Cor sr.


maandag 4 november 2013

Platenzaakstickers #118


Van Daalen
Goudsesingel 101
Tel. 136620
Rotterdam

Op achterzijde hoes Charles Aznavour, 7", Le Temps, Barclay 70 704 (Frankrijk, 1964)

De tweede sticker van Van Daalen. Op deze voorganger van sticker 61 is nog sprake van alleen een vestiging in Rotterdam. In 1974 is daar een filiaal in Schiedam aan toegevoegd. Zoals al bij nummer 61 te lezen was, heeft Van Daalen nogal wat rondgezworven in Rotterdam. Dit adres aan de Goudsesingel 101 ontbrak in dat verhaal, al lijkt het logisch dat hier de winkel uit het blog aan het Goudsepleintje bedoeld wordt. Nummer 101 bevindt zich ongeveer op de kruising van de Goudsesingel met de Vondel- en Mariniersweg. Het zal me niet verbazen als dat in de volksmond het Goudsepleintje wordt genoemd.
Gezien het plaatje dat bij sticker 61 is afgebeeld heeft het het er bij Van Daalen alle schijn van dat die de omgekeerde weg bewandeld heeft van de meeste radiozaken. Op de pui is duidelijk te lezen Van Daalen Grammofoonplaten. Dit assortiment heeft hij later waarschijnlijk uitgebreid met audio-apparatuur en televisie, zoals de volgorde op sticker 61 al aangeeft.